Antistoftherapieën

Het gebruik van antistoffen als therapie was een grote doorbraak in de behandeling van verschillende ziekten. Omdat antistoffen heel specifiek een enkel eiwit kunnen herkennen, zijn ze ideaal om te gebruiken voor de ontwikkeling van therapieën voor de behandeling van kanker en auto-immuunziekten.
Nu bekend is hoe het afweersysteem werkt en onderscheid maakt tussen lichaamsvreemde en lichaamseigen eiwitten en cellen, is het mogelijk om meer gerichte therapieën te ontwikkelen om het afweersysteem te helpen en bij te sturen. Bijvoorbeeld met antistoffen.
Markeerders
De witte bloedcellen en eiwitten van ons afweersysteem hebben allemaal een eigen rol in de afweer tegen ziekteverwekkers. Zo maken de B-cellen antistoffen die lichaamsvreemde virussen en bacteriën specifiek kunnen herkennen en eraan binden. Hierdoor kunnen andere witte bloedcellen de ziekteverwekkers opeten (fagocyteren) of kunnen andere eiwitten van het afweersysteem de ziekteverwekker afbreken. De antistoffen markeren als het ware de ziekteverwekker zodat het afweersysteem deze vervolgens onschadelijk kan maken.
Antistoftherapie
Het gebruik van antistoffen als therapie was een grote doorbraak in de behandeling van verschillende ziekten. Omdat antistoffen heel specifiek een enkel eiwit kunnen herkennen, zijn ze ideaal om te gebruiken voor de ontwikkeling van therapieën voor de behandeling van kanker.
Bij sommige vormen van borstkanker hebben de kankercellen een abnormaal hoge hoeveelheid van een groeihormoonreceptor (HER2) op de buitenkant van de cel. Sinds eind jaren negentig zijn er antistoffen ontwikkeld, die specifiek aan deze receptor binden en er zo voor zorgen dat de kankercellen door het afweersysteem van de patiënt worden opgeruimd. De antistoftherapie zorgt ervoor dat het afweersysteem de kankercellen als lichaamsvreemd gaat zien.
Kankercellen kunnen ook aan het afweersysteem ontsnappen door eiwitten aan te maken, zoals PD-L1, die de activiteit van de witte bloedcellen remt. Specifieke antistoffen die deze eiwitten herkennen worden nu gebruikt als antistoftherapie om deze blokkade weer op te heffen (checkpointblokkers) en zo de afbraak van de kankercellen door de witte bloedcellen te versterken. Deze antistoftherapie wordt al toegepast bij verschillende types kanker, zoals huidkanker en longkanker. In de meerderheid der gevallen zorgt de antistoftherapie voor een verkleining van de tumor. Er treedt echter ook resistentie op, waardoor de tumor na een bepaalde tijd niet meer gevoelig is voor de antistoftherapie.
Ontstekingen uitdoven
Voor auto-immuunziekten zijn ook antistoftherapieën ontwikkeld die het afweersysteem modificeren. Auto-immuunziekten worden veroorzaakt doordat het afweersysteem lichaamseigen cellen gaat herkennen als lichaamsvreemd. Dit zorgt voor aanmaak van ontstekingsstoffen zoals bijvoorbeeld tumornecrosefactor TNF en leidt tot chronische ontstekingen, zoals in de gewrichten van mensen met reumatoïde artritis. Om de schadelijke effecten van deze ontstekingsstoffen te verminderen, zijn er antistoftherapieën ontwikkeld die specifiek deze stoffen herkennen en zo de schadelijke activiteit blokkeren. Deze ontstekingsremmers worden bij verschillende auto-immuunziekten succesvol ingezet, zoals bij reumatoïde artritis en de ziekte van Crohn.

De bispecifieke antistof blinatumomab bindt zowel aan het antigeen CD3 op de T-cel als aan antigeen C19 op de kankercel. Blinatumomab helpt zo om een verbinding te vormen tussen de T-cel en de tumorcel, waarna enzymen vrijkomen die de tumorcel doden.
Jos van den Broek, Leiden
Veelzijdige antistoffen
Aangezien antistoftherapieën veel potentie hebben bij de behandeling van verschillende ziekten, wordt er op verschillende manieren geprobeerd betere en specifiekere therapieën te maken. Zo kunnen antistoffen bijvoorbeeld aangepast worden, zodat ze twee eiwitten tegelijk kunnen herkennen en binden. Met deze bi-specifieke antistoffen kunnen twee ontstekingsstoffen tegelijk worden geblokkeerd of kunnen twee eiwitten op een kankercel tegelijk worden gebonden.
Een andere interessante strategie om antistoftherapieën te verbeteren, is het koppelen van toxische stoffen aan kankercel-specifieke antistoffen. Op deze manier kunnen toxische eiwitten specifiek afgeleverd worden bij de kankercellen en hun werking doen, zonder dat deze eiwitten schade toebrengen aan de andere cellen in het lichaam.
Het venijn zit in de staart
Een antistof heeft de vorm van de letter Y, waarbij de bovenste twee armen belangrijk zijn voor de herkenning en binding aan een lichaamsvreemde structuur. De staart van een antistof bepaalt welk deel van het afweersysteem geactiveerd wordt als de antistof gebonden is, bijvoorbeeld voor complementactivatie of celbinding.
Het veranderen van de eigenschappen van deze staart kan dus een groot effect hebben op de activiteit van het afweersysteem. Onderzoekers sleutelen daarom aan de staart om antistoftherapieën te optimaliseren. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de verschillende antistofstaarten die ons afweersysteem heeft, maar ook van kunstmatig ontworpen staarten die nog sterker het afweersysteem activeren of juist helemaal niet. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om een suikergroep aan de staart te plakken zodat het activerende signaal veel sterker wordt. Zo’n type antistof is inmiddels ook al op de markt voor leukemie (obinutuzumab).