Direct naar de content

De keerzijde van de medaille

Auteur: Imke Smeets
Gepubliceerd op:
Olympische medaille
Gemaakt mbv AI

We kunnen er niet meer omheen: de verbeterde sporter staat voor de deur. Met kweekbloed, gentherapie en andere technologieën zouden we in de toekomst het menselijk lichaam sterker en sneller kunnen maken. Maar dat heeft schaduwkanten. In dit laatste artikel in de reeks ‘Genen voor goud’ stellen we samen met biotechnologie-ethicus Robert Zwijnenberg een paar ongemakkelijke vragen.

Robert Zwijnenberg
Robert Zwijnenberg is emeritus hoogleraar Art and Science Interactions aan de Universiteit Leiden. Hij is opgeleid in civiele techniek en filosofie en promoveerde in filosofie aan de Universiteit van Amsterdam.
Rob Zwijnenberg, Universiteit Leiden.

Tijdens de Olympische Spelen van 2024 verkennen we in de serie ‘Genen voor goud” de sciencefictionachtige kant van topsport. Kunnen we met biotechnologie superatleten maken? En willen we dat eigenlijk wel?

Wat gebeurt er als sommige sporters wel technologisch zijn verbeterd en andere niet? Niet eerlijk, zou je zeggen. Een sporter die hier niet aan wil of kan beginnen staat al met 1-0 achter. Verbieden dus? Maar waar trek je de grens? Robert Zwijnenberg, inmiddels emeritus professor, heeft veel nagedacht over dit soort kwesties. Zoals elke goede filosoof ziet hij dat er geen duidelijke grenzen bestaan. “We doen allang aan het technologisch verbeteren van het lichaam. Sporters volgen bijvoorbeeld een strikt dieet, proberen hun darmflora aan te passen, of trainen in omgevingen met weinig zuurstof.” Bovendien: als je alle technologisch verbeterde mensen uit de sport weert, moet je dan ook mensen weren die van nature een lichamelijk of genetisch voordeeltje hebben? Dan krijg je vreemde taferelen. Wat zou dan bijvoorbeeld de maximale armlengte mogen zijn in de zwemsport?

Eerlijke competitie

Zwijnenberg ziet veel overeenkomsten met een discussie die op het moment hevig woedt: in welke categorie vallen intersekse- en transgender sporters? “We hebben een mannen- en een vrouwencategorie gemaakt,” zegt Zwijnenberg. “Maar steeds vaker blijkt dat niet alle sporters in die vooraf bepaalde categorieën vallen. En dat gaat alleen maar toenemen, denk ik. Studies laten zien dat bepaalde chemicaliën in onze omgeving, bijvoorbeeld die in plastic, ervoor kunnen zorgen dat er meer intersekse mensen worden geboren.” Het oude stelsel heeft dus zijn beste tijd gehad.

Toch kun je sporters die heel verschillend zijn niet zomaar in dezelfde categorie mee laten doen. Dat laat de Braziliaanse film Bionicos (2024) op indringende wijze zien. In de film wedijveren Olympische en Paralympische atleten tegen elkaar, maar de Paralympische sporters zijn altijd sneller en sterker dankzij hun protheses. “Maar in de echte wereld hebben we dit probleem al opgelost door Olympische en Paralympische atleten in aparte categorieën te plaatsen,” zegt Zwijnenberg. Voor de discussies over gender en genetisch verbeterde atleten stelt Zwijnenberg hetzelfde voor. “We moeten op een heel nieuwe manier gaan kijken naar onze categorieën”. In plaats van verbeterde mensen of transgenders helemaal te weren, kunnen we denken aan een soort gewichtsklassen. Als je bijvoorbeeld een grotere spierkracht hebt, om wat voor reden dan ook, kom je in een hogere klasse. Of je maakt een aparte klasse voor mensen die een bepaald gen hebben.”

Deze content is beschikbaar als je cookies accepteert.

Bekijk op Youtube. Opent in een nieuw venster
In de Braziliaanse science fictionfilm ‘Bionicos’ is de wereld getransformeerd door technologie. Twee zussen concurreren met elkaar in een toekomst waarin bionische verbeteringen de sportwereld beheersen.
Usain Bolt tijdens de Olympische Zomerspelen 2016

Lichamelijke en genetische ongelijkheid bestaat al in de sport. Bijvoorbeeld het ACTN3-gen, waardoor iemand meer explosieve kracht heeft. Maar liefst 98% van alle Jamaicanen heeft het, waaronder Usain Bolt. Toch vinden we dit niet zo’n probleem.

Het recht op zelfbeschikking

Eén van de manieren om een verbeterde sporter te krijgen, is om een ongeboren kind genetisch te manipuleren. Het is nu al mogelijk om, bijvoorbeeld, te selecteren op doofheid via IVF-bevruchting. Een uitkomst voor dove ouders die een doof kind willen krijgen? In 2008 oordeelde het Britse Parlement anders. Het parlement verbood het selecteren op doofheid. Het kind zou namelijk minder mogelijkheden hebben in een wereld die op niet-dove mensen is ingesteld.

Laten we dan kijken naar het selecteren op “positieve” eigenschappen, zoals meer spierkracht of zuurstof in het bloed. Dan geef je je kind toch juist méér mogelijkheden mee? Niet per se. Stel je je voor dat jouw ouders jouw genen zo hebben uitgekozen, dat je een grote kans hebt om topsporter te worden. Ze hebben daar verschrikkelijk veel geld voor uitgegeven. Waarschijnlijk zou je een grote druk voelen om voor een sportcarrière te kiezen. Maar wat als je die carrière helemaal niet wil? “Tegenwoordig kijken we steeds meer naar het zelfbeschikkingsrecht van het kind,” zegt Zwijnenberg. “Dat zie je ook bij kinderen die intersekse worden geboren. We maken niet direct na de geboorte een keuze over het geslacht, maar wachten daarmee, en laten het kind later meebeslissen.”

Inmiddels hoeven genetische aanpassingen niet meer bij een embryo te beginnen. Met gentherapie kunnen volwassenen hun eigen DNA aanpassen. In theorie dan. Gentherapie wordt nu alleen gebruikt bij een paar genetische ziekten. Maar in de toekomst kan het waarschijnlijk voor veel meer zaken worden gebruikt. Als een topsporter zelf zo’n behandeling wil ondergaan, is dat een vrije keuze, toch? Het probleem is dat je nooit zeker weet of iemand goed genoeg geïnformeerd is over de risico’s. En of deze keuze echt vrij genoemd kan worden. Misschien speelt er achter de schermen een psychische aandoening, of een zeer autoritaire coach.

Factor X

Er bestaat ook een meer existentieel argument tegen het verbeteren van mensen met biotechnologie. Zwijnenberg: “Volgens sommige filosofen is alles wat je bent, je talenten en je beperkingen, een gift. Die filosofen zeggen dat de gift deel is van wat ons tot mens maakt. Natuurlijk kun je daarbinnen discussiëren over wat dat betekent. Als een kind sikkelcelziekte heeft, zullen de meeste ouders dat niet zomaar accepteren, maar proberen er iets aan te doen. Toch kun je zeggen dat het deel is van het mens-zijn om geen volledige controle te hebben over wat je hebt meegekregen.”

De Amerikaanse filosoof Yoshihiro Francis Fukuyama
De Amerikaanse filosoof Yoshihiro Francis Fukuyama

Dat mens-zijn, wat is dat precies? “Gevoelsmatig is er wel iets dat ons tot mens maakt. Dat iets is wat de filosoof Francis Fukuyama ‘Factor X’ noemt. Hij laat opzettelijk open wat Factor X is, maar volgens mij bedoelt hij een soort menselijke waardigheid. Fukuyama weet ook dat het door de geschiedenis heen langzaam is veranderd. Vraag iemand van vandaag de dag en driehonderd jaar geleden wat ons tot mens maakt en je krijgt twee heel verschillende definities. Maar we hebben allemaal wel een idee wat het niet is. Iemand martelen neemt bijvoorbeeld iemands menselijke waardigheid weg, dat voelen we allemaal aan.”

De vraag is dan: hoe ver kunnen we gaan met het verbeteren van het lichaam, voordat we de mysterieuze Factor X verliezen? Voordat we, in feite, niet echt meer mens zijn? “Er zijn geen definitieve antwoorden op die vragen,” zegt Zwijnenberg. “Maar juist daarom moeten we als samenleving nadenken over welk antwoord we willen geven. Dat antwoord gaat niet uit de hoek van de wetenschap komen. Het is een beslissing die wij moeten maken.”

Nadenken over verbeterde mensen in de sport is wat dat betreft een mooi opstapje. “De problemen in de sport zijn een afspiegeling van de problemen die in de maatschappij spelen,” zegt Zwijnenberg. “Als normen en waarden veranderen, zie je dat ook in de sport terug. Vaak zijn de problemen dan ook nog uitvergroot.” Dat dwingt ons om er werkelijk over na te denken. De sport kan ons inspireren. Als we kunnen bepalen wat we eerlijk vinden binnen de sport, kunnen we die ideeën daarna misschien toepassen in de samenleving. Dat is geen makkelijk proces. De biotechnologie én onze normen en waarden ontwikkelen voortdurend. Daardoor zullen we constant terug moeten naar de tekentafel om onze visies bij te stellen. “Blijven voortmodderen,” noemt Zwijnenberg dat. “Maar het is niet voor niets.”

Deel dit artikel

Gerelateerde artikelen

  • De ideale zwemmer is een afwijker

    Grote handen, een snelle start, of een flitsend zwempak: waardoor voelt een zwemmer zich als een vis in het water? Wat is er nodig voor een optimale prestatie in het zwembad? En wat moeten Olympisch zwemmers trainen om meer kans te maken op goud? En …

    • Duurzaamheid vergroten
    • Genen voor goud
  • De eindstand van iGEM 2023

    Aan alle mooie dingen komt een eind. Zo ook aan de iGEM-competitie van 2023. Maar niet zonder feestje. Tijdens de Grand Jamboree in Parijs kwamen maar liefst 400 teams uit 66 verschillende landen samen om elkaars werk te bewonderen, workshops te volgen en natuurlijk om te …

    • Duurzaamheid vergroten
    • Voedsel produceren
    • Ziekten voorkomen
  • Ethisch dilemma verstopt tussen paaseieren

    Het is Pasen! Dat betekent voor veel mensen een lekker gekookt eitje bij het ontbijt, al dan niet geverfd in vrolijke kleuren. Maar achter de schermen van de legindustrie gaat nog altijd veel leed schuil.

    • Duurzaamheid vergroten
    • Voedsel produceren
Meer artikelen