Met CRISPR-Cas zou je gewassen kunnen produceren die beter tegen droogte kunnen of een hogere opbrengst opleveren. Sommigen zien er een oplossing voor voedselschaarste in. Anderen zijn bezorgd over onbekende risico’s. Moeten wetenschappers zich mengen in deze discussie?
We spraken hierover met Sjef Smeekens en John van der Oost. Sjef Smeekens is emeritus hoogleraar moleculaire plantenfysiologie. Hij was één van de eersten die inzag dat planten suikers niet alleen als energiebron gebruiken, maar ook als signaalstof. Dat inzicht was belangrijk voor het op grote schaal kweken van planten. Ook heeft Smeekens zich op Europees niveau ingezet voor versoepeling van regels rondom CRISPR-Cas. Voor zijn wetenschappelijke werk en bijdragen aan het maatschappelijke debat kreeg hij een koninklijke onderscheiding.
John van der Oost is hoogleraar microbiologie aan de Universiteit Wageningen. Hij is één van de pioniers achter CRISPR-Cas. Zijn onderzoek naar de verdedigingsmechanismen van bacteriën tegen virusinfecties legde de basis voor deze technologie. Van der Oost vindt het ook belangrijk om wetenschappelijke kennis naar het algemene publiek te brengen. Zo sprak hij over zijn vakgebied op het festival Lowlands en het poppodium Paradiso en verschijnt hij regelmatig in science cafés, krantenartikelen, en op tv.
Het Europese Hof van Justitie heeft CRISPR-Cas sinds 25 juli 2018 verboden. Wat vindt u daarvan?
Smeekens: “Tot ieders stomme verbazing heeft het Europese Hof besloten dat CRISPR-Cas onder de wetgeving van GMO’s (genetisch gemodificeerde organismen, red.) moest vallen. Daarmee werd het verboden. Als er een goede reden was voor het verbod, dan, oké. Maar die is er absoluut niet! Er is alleen het geloof, de angst, dat het slecht zou zijn. In veel landen buiten Europa is het niet verboden. Je brengt met CRISPR-Cas namelijk veranderingen aan in het genoom van planten die niet van natuurlijke veranderingen te onderscheiden zijn. Als je mij zo’n plant geeft, zal ik nooit kunnen zeggen of het genoom is veranderd door normale, natuurlijke mutaties, of door mutaties die door de mens aangebracht zijn. De niet-Europese landen zeiden daarom: hier is verder niets aan de hand. Daarom stonden ze daar de technologie toe.”
“Europa is juist een heel belangrijke ontwikkelaar van gewassen. Nederland is zelfs nummer één in de veredeling van tuinbouwgewassen! Als CRISPR-Cas verboden blijft, verhuizen bedrijven naar landen waar het wel mag. Een belangrijke, succesvolle, schone industrietak in Europa gaat dan verloren. We zullen sterk gaan achterlopen. Wat me daaraan tegenstaat, is dat die keuze helemaal niet wetenschappelijk is. Het is niet op feiten gebaseerd. De meeste wetenschappers zeggen daarom juist sta dit toe!”
Ook John van der Oost vindt de beslissing van het Europese Hof uit 2018 te kort door de bocht: “Ik was dan ook blij toen ik een paar maanden geleden hoorde dat Europa van plan is de regelgeving wat te versoepelen. Veel tegenstanders zijn bang dat bedrijven het gebrek aan regels gaan gebruiken om zoveel mogelijk winst te maken. Dat is meestal geen goed nieuws voor de maatschappij of het milieu. Mijn aanbeveling aan het Europese Hof zou zijn om het zogenaamde Noorwegenmodel te volgen. De Noren zagen dat CRISPR in voedsel minstens net zo veilig is als andere voedseltechnologieën die nu worden gebruikt, en die al door het publiek zijn geaccepteerd.”
“Toch kan CRISPR door bedrijven ook op verkeerde manieren gebruikt worden. Een voorbeeld: je zou CRISPR kunnen gebruiken om gewassen resistent te maken tegen pesticiden. Dat scheelt boeren veel mankracht en leidt tot een hogere opbrengst. Het probleem is dat pesticiden giftig zijn. Het hele bodemleven wordt overhoop gehaald, en ook de mensen die op de velden werken of in de buurt wonen lopen een risico.”
“Wat hebben ze nou in Noorwegen bedacht? Daar maakten ze een wet waarin staat dat CRISPR gebruikt mag worden voor het maken van kleine, specifieke veranderingen, maar alleen als het goed is voor de samenleving of voor het milieu. Als we dit ook in Europa zo zouden regelen, zouden er natuurlijk wel onafhankelijke commissies nodig zijn die dit controleren. Maar dit zou, denk ik, de hele discussie over de macht van bedrijven oplossen.”
Heeft u zich actief ingezet om de wetgeving te veranderen?
Voor Smeekens was de dag dat het verbod er kwam een zwarte dag: “Het was totaal onbegrijpelijk. Ik heb me met andere wetenschappers verenigd in EU-SAGE, een groep die academische partijen vertegenwoordigt op Europees niveau. Samen met andere groepen hebben we gelobbyd – je mag het gerust lobbyen noemen – voor aparte wetgeving rondom CRISPR-Cas.”
Van der Oost houdt niet van het woord ‘lobbyen’: “Het lijkt dan net alsof wij wetenschappers in vergaderingen met het bedrijfsleven allemaal plannetjes smeden om dingen voor de bedrijven voor elkaar te krijgen. In werkelijkheid geef ik alleen maar mijn mening, net als in dit interview. Dat is geloof ik geen lobbyen. Mijn mening is niet beïnvloed door welke partij dan ook. Ik wil altijd benadrukken dat je met CRISPR ook heel goede dingen kan doen, niet alleen maar dingen die vooral de portemonnees van aandeelhouders spekken. Vanwege die goede toepassingen hoop ik dat de wetgeving snel wordt versoepeld.”
Zouden grote bedrijven niet teveel macht krijgen als de wetgeving wordt versoepeld?
“GMO’s zijn inderdaad zo duur om op de markt te brengen, dat alleen de vijf of zes grootste bedrijven het kunnen doen. Maar CRISPR-Cas is anders”, zegt Smeekens. “Het is eenvoudig en snel. Ook kleine bedrijven kunnen ermee werken. Een democratische technologie, dus. Ténzij je CRISPR-Cas onder de GMO-wetgeving laat vallen. Dan wordt het juist weer ongelooflijk duur.”
Van der Oost: “Grote bedrijven mogen CRISPR van mij best gebruiken en ermee verdienen. Zo zit onze samenleving in elkaar, en het kan ook goed gaan. Maar dan moet het ze wel moeilijk worden gemaakt om het in te zetten voor, bijvoorbeeld, pesticiden! Het moet niet zo zijn dat het bedrijfsleven allerlei dingen beslist die wij niet willen. Daar heb ik ook geen goed gevoel over. Die grote bedrijven hebben ook een sterke lobby bij het Europees Parlement, waardoor milieuvriendelijke regelingen stapje voor stapje worden teruggedraaid. Dat vind ik heel zorgelijk.”
“Tegenstanders associëren CRISPR alleen met dit soort praktijken. Maar het is belangrijk om ook de andere kant te zien. Hier in mijn onderzoeksgroep zijn we bijvoorbeeld bezig bepaalde CRISPR-enzymen te verbeteren. We werken daarbij samen met een non-profitorganisatie uit de Filipijnen: het International Rice Research Institute. Het plan is om de verbeterde enzymen toe te passen in hun rijstplanten. Die kunnen daarmee beter tegen een warmer klimaat en hogere zoutconcentraties. Het kost de Filipijnen geen cent. We stellen onze CRISPR-patenten gratis ter beschikking, en zij kunnen er dan voor zorgen dat hun mensen meer te eten hebben. Wat wil je nog meer?”
Vindt u dat wetenschappers de verantwoordelijkheid hebben om zich uit te spreken als wetenschappelijke informatie niet goed wordt gebruikt, of wordt genegeerd?
Smeekens vindt dat absoluut een belangrijke taak: “We zouden medeplichtig zijn, en ons salaris niet waard, als we dat maar zouden laten gebeuren. Er moet een weerwoord zijn tegen mis- en desinformatie. Er zijn een aantal instituties in de samenleving die dat bieden en die zo de samenleving gezond houden. De wetenschap is daar één van, samen met bijvoorbeeld het rechtssysteem.”
“Kijk, er zullen altijd ook wetenschappers zijn die in hun ivoren toren blijven zitten”, vervolgt hij. “Maar de meeste wetenschappers die ik ken, zijn zeer maatschappelijk geïnteresseerd. Tegenwoordig zoeken wetenschappers ook steeds meer het contact met de maatschappij gelukkig! Er wordt nu veel gediscussieerd. Dat gaat niet zonder strijd. Als je geen strijd wil, moet je naar een dictatuur verhuizen. Onderdeel van onze maatschappij is die strijd, en daar hebben we goede regels voor gemaakt.”
Van der Oost vindt het goed om te praten met de politiek en het publiek: “Het publiek is in een democratie immers de basis van de politiek. Uiteindelijk zijn het de mensen die op politieke partijen stemmen. En politieke partijen houden ook goed in de gaten wat het publiek vindt. Als grote groepen zeggen dat ze het CRISPR-systeem niet willen, luistert de politiek daar natuurlijk naar. Maar wat mij betreft waait de politiek vaak teveel mee met de trend van de dag. Er wordt nu teveel geluisterd naar de mensen met een grote mond. Dan worden de feiten helaas maar al te vaak genegeerd.”
“Daarom moeten wij, als wetenschappers, goed uitleggen welke voordelen en nadelen er zitten aan elke technologie. Ik ben daar heel stellig in. Soms te stellig! Mijn hart ligt op mijn tong. Me uitspreken in de media is iets wat er voor mij toevallig bij is gekomen. Maar ik vind kennis delen met het publiek een hele mooie en belangrijke toevoeging aan ons beroep als wetenschapper.”
Kan een wetenschapper te ver gaan in het publieke debat?
Smeekens: “Een wetenschapper moet altijd goed aangeven wat feit is, en wat hypothese is. Je kunt een wetenschapper best om een voorspelling vragen, maar de wetenschapper moet dan duidelijk maken dat het een voorspelling is, en dat het dus nog alle kanten op kan gaan.”
Van der Oost vindt dat je te ver gaat als je in het publieke debat zou gaan lobbyen: “Als je zou gaan zeggen dat alles maar moet kunnen, zonder de nadelen te noemen. Of wanneer je de waarheid verdraait. Ik hoop niet dat ik dat ooit per ongeluk heb gedaan. Het is heel belangrijk dat je je mening baseert op feiten. Dat geldt voor iedereen, niet alleen wetenschappers! In deze samenleving zijn er heel veel bronnen waar je informatie uit kan halen. Dat is vaak gebaseerd op onderbuikgevoel, niet op wetenschappelijke feiten. Natuurlijk moet je dat onderbuikgevoel serieus nemen en uitleggen. Maar mensen concluderen al snel de verkeerde kant op.”