Helft Europeanen vreest gentech
Europeanen zijn nog altijd bang voor gentechnologie. Dat blijkt uit de Eurobarometer, een peiling van de publieke opinie in Europese lidstaten over zaken als uitbreiding van de unie of technologische ontwikkelingen. Europeanen hebben verrassend genoeg weinig bezwaar tegen stamcellenonderzoek en nanotechnologie, aldus opiniepeiler prof. George Gaskell
Gaskell werkt bij de London School of Economics en coördineert al vijftien jaar de ontwikkeling en analyse van de opiniepeilingen voor de Eurobarometer over biotechnologie. Om de paar jaar worden deze peilingen in opdracht van de Europese Commissie uitgevoerd in alle lidstaten van de Europese unie. Gaskell gaf op 19 april in de Leeuwenborch op uitnodiging van de leerstoelgroep Toegepaste Filosofie een lezing over de ethiek van biotechnologie.
Voor de peiling wordt in elk land de mening van ongeveer duizend mensen gevraagd. Dit biedt goed vergelijkingsmateriaal tussen verschillende jaren en landen. Andere peilingen zoals die van Maurice de Hond gaan dikwijls uit van lagere aantallen, zo’n zeshonderd mensen.
‘Het interessantste resultaat vind ik nu dat mensen biotechnologie veel sneller accepteren als het ten dienste staat van de medische wetenschap. Dan gaat het bijvoorbeeld om dierproeven voor nieuwe medicijnen of experimenten met menselijke embryo’s’, vertelt Gaskell. ‘Daarentegen is men meer bezorgd over biotechnologietoepassingen in de landbouw en de voedingssector.’
De Eurobarometer laat zien dat toch zeker de helft van de Europeanen een gevaar ziet in genetisch gemodificeerd voedsel. ‘De bezorgdheid om genetisch gemodificeerd voedsel begon al in 1986 toen de eerste transgene soja was ontwikkeld. Sindsdien is de angst nooit weggegaan’, zegt Gaskell. Tien jaar geleden nam de bezorgdheid sterk toe. Dit kwam vooral door de plotselinge aandacht voor risico’s van genetisch gemodificeerd voedsel van organisaties als Greenpeace en ook van de media. ‘Er werd onderzoek met proefdieren aangevoerd als bewijs. Zo zouden ratten die gevoerd werden met transgene aardappels ziek zijn geworden. Dat het nu vrij stil is rond genetische modificatie betekent niet dat iedereen het nu vertrouwt.’
Informeren over risico’s
De laatste opiniepeilingen laten grote verschillen zien tussen de Europese lidstaten. In een aantal landen, waaronder Nederland, Portugal en Spanje, lijkt de bevolking weinig bezorgd om genetisch gemodificeerd voedsel. In Nederland gaf slechts een kwart van de respondenten aan dat ze in dit voedsel een gevaar zien voor de gezondheid. In Europa is dit gemiddeld zevenenvijftig procent van de bevolking. ‘In Spanje had men in 1999, toen er in de EU net een moratorium was ingesteld op toelating van nieuwe genetisch gemodificeerde gewassen, bijvoorbeeld zestigduizend hectare aan transgene maïs staan waar weinig ophef over was. De meeste scepsis heerst er in Oostenrijk, Duitsland en Griekenland, waar een ruime meerderheid tegen genetische modificatie van gewassen is.’
De verschillen tussen de lidstaten maken het wel moeilijk om één beleid voor Europa te ontwikkelen, zegt Gaskell. Er zijn wel onderwerpen waar de Europeanen vrij eensgezind over zijn. ‘Verrassend genoeg is er vrijwel nergens veel bezwaar tegen stamcellenonderzoek en nanotechnologie. Terwijl veel wetenschappers bezorgd waren dat hiertegen evenveel verzet zou komen als tegen genetische modificatie van gewassen. Vijf tegen één blijkt voor toepassing van nanotechnologie te zijn.’
Gaskell denkt dat biotechnologen een belangrijke taak hebben om de bevolking te informeren over risico’s van biotechnologie en maatregelen die de risico’s verkleinen. Volgens de Eurobarometer hebben Europese burgers niet bijzonder veel vertrouwen in wetenschappers. In het algemeen denkt zestig procent dat ze niet voldoende geïnformeerd worden. Ter vergelijking: in de Verenigde Staten ligt dat op veertig procent. Een meer specifieke peiling over biotechnologie geeft aan dat burgers meer vertrouwen hebben in consumenten- en milieuorganisaties dan in universiteiten.
Zesentachtig procent wil meer weten over het genetisch gemodificeerd voedsel dat in de schappen kan liggen. En datzelfde aandeel vindt dat voor elk gentech-voedsel moet worden aangetoond dat het geen gevaar oplevert voor de gezondheid. De Eurobarometer laat trouwens ook zien dat de helft van de Europeanen niet weet of wetenschappelijk onderzoek sowieso een positief effect heeft op de kwaliteit van leven in Europa. Wetenschappelijke ontwikkelingen zoals gentechnologie kunnen misschien juist schadelijke gevolgen hebben.
Etikettering
Een steekproef van duizend mensen per land blijkt statistisch gezien ruim voldoende om de publieke opinie in kaart te brengen, of een nu tien of dertig miljoen inwoners heeft. Al is de peiling bijvoorbeeld niet zo gedetailleerd dat we nagaan hoe Nederlanders denken over transgene aardappelen of tomaten, aldus Gaskell. Sociaal wetenschappelijk onderzoek naar de publieke opinie kan volgens hem tijdig overheden waarschuwen dat de bevolking bepaalde ontwikkelingen of invoering van nieuwe technologieën niet slikt.
De uitkomsten van de Eurobarometer bleken in ieder geval waardevol voor het beleid van de EU en de afzonderlijke lidstaten. Gaskell: ‘Wij brengen hiermee de contouren van de publieke opinie in kaart. Ik denk dat het bijvoorbeeld mede aanleiding is geweest voor de nieuwe regelgeving voor etikettering van genetisch gemodificeerde levensmiddelen.’ Deze wetgeving, die de Europese ministerraad in 2003 heeft aangenomen, maakt toelating van nieuwe genetisch gemodificeerde gewassen weer mogelijk. Uitgangspunt is dat genetisch gemodificeerde levensmiddelen veilig moeten zijn en dat het etiket duidelijk moet maken dat gentechnologie is toegepast. Daartoe moeten genetisch gemodificeerde ingrediënten, additieven en aroma’s door het hele productieproces gevolgd kunnen worden.
Dit komt volgens Gaskell wel te laat. ‘Al in de jaren tachtig maakte het vele protest tegen transgene gewassen duidelijk dat er maatregelen nodig zijn om risico’s in te dammen en de burger beter te informeren. Toen hadden regeringen direct actie moeten ondernemen.’