Elke maand spreekt Biotechnologie.nl jonge, enthousiaste biotechnologen die midden in het onderzoek staan. Deze maand Marième Gueye, promovendus biofabricage aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU).
2021, eerste kerstdag. De Utrechtse campus is vrijwel uitgestorven. Hier en daar lopen nog wat mensen rond op weg naar het ziekenhuis, maar het gros van de onderzoekers heeft hun labjas ingeruild voor een feestelijk dracht. Toch brand er licht in het laboratorium tegenover het Wilhelmina Kinderziekenhuis. Daar loopt promovendus Marième Gueye naar een soort oventje en trekt het deurtje vol verwachting open.
Profiel
Naam: Marième Gueye
Leeftijd: 26 jaar
Geboorteplaats: Dakar, Senegal
Functie: promovendus biofabricage
Hobby’s: paaldansen, lezen, reizen
Een paar dagen ervoor had ze twee celtypes bij elkaar geplaatst die in ons lichaam deel van de bloedvaten vormen. In een oventje, ingesteld op lichaamstemperatuur, liet ze die twee type cellen samen groeien. Om ze te onderscheiden kleurde ze de ene cel groen, de andere rood. Op 25 december bekeek ze het resultaat: de twee cellen waren uitgegroeid tot een klompje. De rode cellen binnenin, de groene eromheen. “Wat was ik trots”, herinnert Gueye zich. “Het was de eerste keer dat ik iets voor mijn eigen project deed en het werkte. Ik rende meteen naar de microscoop om foto’s van het klompje te maken.” In haar onderzoek bouwt en print de Senegalese onderzoeker kunstmatige bloedvaten. Dit was de eerste, belangrijke stap daarvoor.
Waarom bouw je kunstmatige bloedvaten?
Kunstmatige bloedvaten zijn ontzettend handig om aandoeningen te bestuderen en te behandelen waarbij het lichaam geen bloedcellen meer aanmaakt, zoals bij leukemie en beenmergkanker. Bij mensen met die ziekten sterven stamcellen die normaal gesproken uitgroeien tot nieuwe bloedcellen. Als bestraling of chemotherapie niet werkt, schakelen artsen over op een beenmergtransplantatie. De patiënt krijgt dan stamcellen van een donor, meestal een familielid. Maar naast dat stamcellen oogsten een pijnlijke procedure is, blijven stamcellen maar enkele weken ‘goed’ buiten het lichaam; daarna verliezen ze hun stamcelidentiteit. Samen met collega’s probeer ik de natuurlijke omgeving van stamcellen na te bootsen in het lab, inclusief de bloedvaten. Zo we willen we de stamcellen laten ‘denken’ dat ze zich in het lichaam bevinden, zodat ze hun stamcelidentiteit behouden. Dat is spannend om aan te werken, vooral omdat deze benadering met een kunstmatige omgeving vrij nieuw is. Elke dag is een avontuur waarin we verschillende proeven uitvoeren en ontdekken wat werkt.
Is werken tijdens feestdagen zoals kerst normaal voor jou?
Het eerste jaar was ik zo nieuwsgierig naar de resultaten dat het me niet uitmaakte dat het een feestdag was. Inmiddels heb ik een mooie werk-privébalans gevonden en werk ik niet met de feestdagen. Ik wilde een leven met variatie, geïnspireerd door een collega-wetenschapper die ik ontmoette tijdens mijn stage in Zwitserland. Zij had zoveel leuke hobby’s naast haar werk, en dat wilde ik ook! Twee jaar gelden startte ik met paaldanslessen en verder doet het me goed om ertussenuit te gaan: op vakantie, eten in een restaurant of bij vrienden. Als ik niet letterlijk weg kan, ontsnap ik naar de wereld van fantasyboeken. Het is een heerlijke manier om even in een andere realiteit te zijn.
Hoe ervaar je onderzoek in Nederland ten opzichte van andere landen?
Elke groep of universiteit is weer anders, maar het valt me op dat onderzoek in Nederland sterk data-gedreven is. Hier wordt er van promovendi verwacht dat we binnen vier jaar een aantal artikelen publiceren, volgens de richtlijnen en standaarden van wetenschappelijke tijdschriften. In Frankrijk ligt de nadruk meer op het afronden van het proefschrift. Doordat promovendi in Nederland vanaf het begin getraind worden op resultaten en output, behoren ze vaak tot de topkandidaten voor subsidies. Het systeem bereid je dus voor op een academische loopbaan. Maar als je een andere carrière nastreeft, zijn publicaties minder relevant en kan de focus op data als extra druk voelen.
Wat vind je zo mooi aan biotechnologie?
Mijn interesse werd gewekt op de middelbare school toen ik leerde over biomimetica: biologische ideeën uit de natuur toepassen in onze technologie. Dat fascineert me nog steeds. De natuur werkt. Ze heeft door miljoenen jaren evolutie slimme oplossingen ‘bedacht’, zoals de speciale structuur op de poten van gekko’s waarmee ze aan de muur blijven plakken of spinnenwebben die, ondanks hun dunne vezels, heel stevig zijn. Toen ik me verder specialiseerde, verschoof mijn focus van de natuur naar het menselijk lichaam en geneesmiddelenontwikkeling. Hoewel ik nu heel gedetailleerd aan één puzzelstukje werk, ben ik steeds meer geïnteresseerd in het grote plaatje van biotechnologie en de complexe vraagstukken die erbij komen kijken.
Welke grote problemen binnen de medische biotechnologie zou je dan willen aanpakken?
Helaas zie ik dat we veel kennis en goede therapieën verliezen bij de overstap van laboratoriumtests naar dierproeven en uiteindelijk naar mensen. Dat zouden we moeten aanpakken, zodat er minder geld en kennis verloren gaat, we minder proefdieren nodig hebben en meer mensen kunnen behandelen. Ook richt het onderzoek zich voornamelijk op de westerse wereld omdat daar geld en capaciteit is, maar dat geeft geen eerlijk beeld. Medicijnen werken soms anders bij mensen van verschillende etnische achtergronden, maar dat wordt nog niet grondig onderzocht. Ik wil bijdragen aan een eerlijkere toekomst waarbij we alle etnische achtergronden meenemen in studies en grote projecten. Na mijn promotieonderzoek wil ik daarom meer overkoepelend aan de slag gaan met biotechnologie, bijvoorbeeld als business developer in een ziekenhuis. In zo’n functie kan ik meer impact maken door kennis te delen en experts met elkaar in contact te brengen.