Plantengenomics draagt bij aan wereldwijd duurzame landbouw
Plantengenomics kan een belangrijke bijdrage leveren aan wereldwijde duurzame landbouw. Daarbij dient er volgens prof. dr. Bart Gremmen wel meer aandacht te komen voor ‘weesgewassen’ uit ontwikkelingslanden.
In zijn oratie gaat prof. Gremmen in op de ethische en sociale aspecten van plantgenomics. Hij ziet genomics als een zogenoemde global technologie, waarbij het voor individuele landen bijna onmogelijk is om afzonderlijk deze technologie te ontwikkelen. Met lange termijninvesteringen, netwerken en internationale samenwerkingsverbanden kan dat wel, hoewel arme ontwikkelingslanden hiervoor geen budget hebben.
Ook kunnen ontwikkelingslanden waarschijnlijk weinig profiteren van de uitkomsten van westers genomicsonderzoek. Het relatief dure westerse zaad is minder geschikt als zaaigoed voor een volgende oogst. Bovendien heeft de westerse plantengenomics zich alleen gericht op gewassen die van belang zijn voor de economie van westerse landen. Volgens Gremmen zou het Westen zich meer moeten richten op weesgewassen – lokale variëteiten -, ook als die commercieel minder interessant zijn.
Verschil
Plantengenomics richt zich op het genoom van planten en ontwikkelt onder andere ‘merkers’, die ongeveer de plek aangeven van een gen binnen het genoom. Aangezien plantengenomics zich afspeelt op het moleculaire niveau, wordt deze activiteit door veel mensen als genetische modificatie gezien. De huidige plantengenomics grijpt echter niet rechtstreeks in het genoom in, maar is gericht op kennis over het genoom en inzicht in de interacties op moleculair niveau die de ziektegevoeligheid en andere kenmerken van de plant beïnvloeden.
Identieke ethiek
In zijn rede De zwakste schakel. Over maatschappelijk verantwoorde genomics gaat Bart Gremmen ook in op de ethische aspecten van plantengenomics. Deze zijn voor een groot deel identiek aan de ethische aspecten van andere moderne multidisciplinaire combinaties van wetenschap en technologie, vooral genetische modificatie. De specifiek ethische aspecten van plantengenomics gaan over het gebruik van kennis over het genoom.
Tegenover de vraag of we als maatschappij, op grond van ethische argumenten genomics kunnen accepteren, stelt prof. Gremmen dat er bij genomics geen sprake kan zijn van maatschappelijke acceptatie. Maar ook niet van maatschappelijke afwijzing. Dat stadium beschouwt hij als een gepasseerd station doordat wij genomics, als informatie, al hebben verweven met talloze praktijken in onze westerse maatschappij. Het gaat daarbij over de verantwoordelijkheid van een maatschappij die zich, in de tweede helft van de vorige eeuw, heeft ontwikkeld tot een informatiemaatschappij waardoor ook genomics kon ontstaan.
Prof. Gremmen benadrukt dat de rol van de onderzoekers in de communicatie over de ethische aspecten van plantengenomics heel belangrijk is. Hun bereidheid om de onderzoeksagenda van de toekomst op een zodanige manier te veranderen dat alle landen op een gelijkwaardige en rechtvaardige manier kunnen meedoen, zal voor een groot deel bepalen of we op weg kunnen gaan naar een duurzame globale landbouw.