Transgene malariamug niet de oplossing
De genetische aanpassing van malariamuggen – zodat ze de malariaparasiet niet meer kunnen overbrengen – is geen garantie dat malaria kan worden uitgebannen. Dat is de mening van onderzoekers op het congres The Ecology of Transgenetic Mosquitoes dat van 27 juni tot 29 juni 2002 plaatsvindt in Wageningen.
Het genetisch aanpassen van insecten zodat ze ziekten als malaria, slaapziekte en knokkelkoorts niet meer kunnen overdragen, heeft nog niet het gewenste effect. Dat concluderen de vele internationale deskundigen op het gebied van ziekteoverbrengende insecten die in Wageningen bijeen zijn. Ze bespreken daar het nut van transgene insecten in de bestrijding van overdraagbare infectiezieken.
“Het is wetenschappelijk gezien zonder meer interessant en kan onze inzichten in de overdracht van malaria vergroten, maar er zitten veel haken en ogen aan,” stelt de Wageningse onderzoeker dr.ir. Willem Takken. Hij is een expert in malariaoverdracht en het gastheer-zoekgedrag van muggen. “Allereerst is de genetische aanpassing alleen gelukt bij een muggensoort die nauwelijks een rol speelt bij malariaoverdracht. Het is nog maar de vraag of hetzelfde mogelijk is bij de interessante soorten.”
Bovendien, zo stelt Takken, is nog maar de vraag of de transgene malariamug in staat is zijn natuurlijke soortgenoot weg te drukken. “Daarvoor zouden we meer ecologisch onderzoek moeten doen.”
Dan zijn er nog de ethische complicaties want het genetisch aanpassen van dieren en planten is nog steeds omstreden.
Door insecten overdraagbare infectieziekten, zoals malaria, slaapziekte, leishmaniasis en dengue (knokkelkoorts), vormen een belangrijke belemmering voor de ontwikkeling van vele tropische landen. Malaria veroorzaakt de meeste gezondheidsproblemen. Naar schatting sterven jaarlijks 2 miljoen mensen aan malaria, vooral kinderen.
Een malariabesmetting begint met een mug die bloed opzuigt van een besmet persoon. Binnen 24 uur bereikt de parasiet het darmkanaal van de mug, nestelt zich en gaat eicellen produceren. De eicellen boren zich door de darmwand naar het bloed van de mug. Daar overleven ze in een sluimerstand tot ze via de speekselklieren van de mug worden overgedragen naar de volgende persoon die de mug steekt.
In die persoon volgroeit de parasiet en de cyclus, die ongeveer twee weken duurt, is rond. Bij de transgene malariamug zorgt de aanmaak van een eiwit dat de eicel van de parasiet de darmwand niet meer kan passeren.
Vooral gezondheidsdeskundigen hebben hun hoop gevestigd op de nieuwe mug. De onderzoekers die in Wageningen bijeen zijn, zien vooral de risico’s van het gebruik van transgene dieren bij het bestrijden van ziekten die via insecten overdragen. Zo is er te weinig bekend over de biologische risico’s van de introductie van transgene organismen in een ecosysteem, en de gevolgen voor de genetische eigenschappen van een populatie.